Zoveel VOORDELEN
Mossen zijn zo wat de oudste plantengroep op land. Miljoenen jaren lang hebben ze zich verbeterd en aangepast. Daardoor bestaan ze vandaag de dag nog altijd. Al een geluk, want mos is de max!
Mos leeft van stoffen uit de lucht en is niet grondgebonden. De plant eet eigenlijk deeltjes uit de lucht, door voedsel en water via de celwanden van de bladeren te absorberen. Mos heeft geen wortels en heeft dus geen grond nodig om te groeien. De max!
Mos zorgt voor een betere luchtkwaliteit, doordat het actief fijn stof kan binden en verwerken. Het filter-effect van mos is veel effectiever dan dat van gewone planten. Vervuilde lucht die in contact komt met het bladoppervlak, wordt door het elektrostatisch bindend vermogen van het mos gezuiverd. De fijn stof deeltjes worden door het mos actief vastgehouden en verteerd.
Mos heeft een psychologische impact, trekt vogels en insecten aan en zorgt voor thermische en akoestische isolatie. Groen in de stad maakt mensen gelukkig en zorgt voor een grotere biodiversiteit. Het zorgt ook voor afkoeling in de zomer en isolatie in de winter. Eerlijk waar, dat is toch de max?
Mos kan water bufferen en zorgt daardoor voor een vertraagde waterafvoer. Bij hevige regenval kunnen riolen in stedelijk gebied het water niet meer slikken. Daarom is het belangrijk om in de stad permanente waterbuffering te voorzien. Moswanden en mosdaken slaan water op en zorgen ervoor dat het regenwater vertraagd afgevoerd wordt.
Mos verliest geen bladeren. Het heeft ook nauwelijks verzorging en geen meststof nodig. Ongeveer de helft van het fijne stof in de lucht bestaat uit ammoniumzouten die door mos als mest opgenomen en direct in plantenmateriaal omgezet worden. Daarom heeft mos geen kunstmest en zo goed als geen verzorging nodig. Kortom, mos is de max.
Soorten mos
SOORTEN MOS
Mossen zijn primitieve sporenplanten die al op aarde voorkwamen nog voordat er varens en paardenstaarten waren. In België en Nederland alleen al komen meer dan zevenhonderd soorten voor. Er zijn twee grote groepen mossen, de levermossen en de bladmossen.
De levermossen zijn op hun beurt nog eens in twee groepen in te delen:
De thalleuze levermossen hebben geen bladeren, maar wel een thallus! En dat is geen scheldwoord, maar wel een vegetatief lichaam van een plant, zonder differentiatie in wortel, stengel en blad. De bouw van thalleuze levermossen wordt meestal als ‘eenvoudig’ beoordeeld. Parapluutjesmos is misschien wel het meest gekende voorbeeld hiervan.
De bebladerde levermossen hebben een stengeltje met aan weerszijden een rij blaadjes. Een voorbeeld is gedrongen kantmos.
De bladmossen vallen in drie groepen uiteen:
De veenmossen hebben rechtop groeiende stengeltjes en zijtakken in bundeltjes. Meestal groeien ze in of dichtbij water. Een voorbeeld is stijf veenmos.
Topkapselmossen hebben een niet of als een hooivork vertakte stengel en een kapsel dat aan de top van de stengel groeit. Het klein duinsterretje is hier een voorbeeld van.
En dan zijn er ook nog de slaapmossen die meestal op de grond liggen natuurlijk. Hun kapsel staat op een zijtak en ze hebben her en der groeiende losse zijtakken. Een voorbeeld hiervan is fijn laddermos.
Mos onderzocht
Mos onderzocht
Luchtverontreiniging is een hot topic. En groene infrastructuur zoals moswanden dragen natuurlijk bij aan een schonere lucht. Maar hoeveel fijn stof mos effectief kan capteren, welk mos van nature voorkomt in Gent of op welk substraat mos best groeit, weten we niet precies. En dus wordt mos op dit moment samen met 300 bomen onderzocht!
In deze proef werd het effect van lichtconditie, irrigatie en startsituatie onderzocht op de performantie van mosmatten die kunnen toegepast worden als lichtgewicht groendak. Uit de proef blijkt duidelijk dat de drie factoren zowel een invloed hebben op de bedekking, de kleur als de onkruiddruk op de mosmatten. Voorbegroeide mosmatten heben een duidelijke voorsprong op de bedekkingsgraad van los ingezaaide mosmatten, al is dit effect na 1 jaar al verdwenen bij schaduwomstandigheden en mogelijk ook na langere tijd in halfschaduwomstandigheden. Irrigatie versnelt de bedekking van mosmatten die los ingezaaid werden, en heeft ook een algemeen positief effect op het verkrijgen van een groene kleur. Schaduwomstandigheden hebben ook een positief effect op de kleur en de bedekkingsgraad. Irrigatie had een negatief effect op de onkruiddruk.
Naast de licht- en irrigatieomstandigheden dient in de toekomst nog aandacht besteed te worden aan het fixeren van de mosmatten, omdat deze tijdens de proef verschillende keren wegwaaiden bij hoge windsnelheden. Velcro voor buitentoepassingen zou hiervoor een oplossing kunnen zijn, maar mogelijks zijn er ook nog andere te onderzoeken pistes. Daarnaast is het essentieel om in verder onderzoek nog dieper in te gaan op de performantie van verschillende mossoorten onder verschillende licht- en irrigatieomstandigheden. Hiervan werden nu reeds verschillen geïdentificeerd.
In onderstaande tabel wordt een lijst van de mossoorten weergegeven die werden teruggevonden na afloop van de proef in december 2020. Dit is louter een opsomming, over alle panelen heen, maar geeft wel een indicatie van de evolutie van de panelen 1 jaar na inzaai met de 3 mossoorten. Het gewoon haakmos dat ingezaaid werd, was niet meer terug te vinden. Mogelijks werd ipv gewoon klauwtjesmos moerassikkelmos ingezaaid.
Tabel - Lijst van de aanwezig mossoorten na afloop van de proef in december 2020
Amblystegium serpens (Hedw.) Schimp.
Barbula convoluta Hedw.
Barbula unguiculata Hedw.
Bryum argenteum Hedw.
Bryum barnesii Wood ex Schimp.
Bryum capillare Hedw.
Bryum gemmiferum R.Wilczek & Demaret
Ceratodon purpureus (Hedw.) Brid.
Drepanocladus aduncus (Hedw.) Warnst
Pseudocrossidium hornschuchianum (Schultz) R.H.Zander
Syntrichia virescens (De Not.) Ochyra
Gewoon pluisdraadmos
Gewoon smaragdsteeltje
Kleismaragdsteeltje
Zilvermos
Geelkorrelknikmos
Schroefknikmos
Fijnkorrelknikmos
Gewoon purpersteeltje
Moerassikkelmos
Spits smaragdsteeltje
Uitgerand zodesterretje
De resultaten van de thesis van Professor Jan Mertens van UGent: WELKE MOSSOORTEN ZIJN GESCHIKT OM DE STAD TE VERGROENEN?
Op basis van deze studie kunnen voorzichtige adviezen opgesteld worden met betrekking tot het gebruiken van mossen om de stad te vergroenen. Aangezien er nog geen gelijkaardige studies gevonden zijn, is het echter wel noodzakelijk om verder onderzoek uit te voeren naar dit onderwerp om de bevindingen uit deze masterproef te bevestigen of in vraag te stellen.
De hoofdvraag van deze studie ‘Welke mossoorten kunnen gebruikt worden om de stad te vergroenen?’ kan deels beantwoord worden. Vooral voor het aanleggen van mosdaken op kiezel lijken de resultaten, waarbij hoofdzakelijk gedraaid knikmos en gewoon purpersteeltje het best bruikbaar lijken, relevant.
Voor het produceren van mospanelen, lijken de resultaten minder sluitend aangezien daarvoor te weinig data verzameld is. Indien de panelen uit basisch gesteente bestaan, kan geadviseerd worden om in de eerste plaats de soorten gewoon dikkopmos, gedraaid knikmos en gesnaveld klauwtjesmos te gebruiken. In de andere gevallen wordt aanbevolen om een beroep te doen op de Ellenbergwaarden die te vinden zijn in de databank van het Belgisch instituut voor natuur- en bosonderzoek (INBO, n.d.).
Voor het gebruik van mossen op daken kan besloten worden dat, gezien de gevonden correlatie tussen de dikte van het kiezelsubstraat en de beschikbare data, een kiezelsubstraat van 2-3 cm aan te bevelen is. Aan de hand van de geïnventariseerde soorten op de daken, kan ook aanbevolen worden welke mossen het best bruikbaar lijken om in te zaaien op het substraat. Een belangrijke afweging die gemaakt moet worden bij het gebruik van mossen op daken, is de eventuele voor- en nadelen in vergelijking met de meer gebruikelijke (extensieve of intensieve) groendaken. Uit de literatuurstudie blijkt dat een belangrijk voordeel van het gebruik van mossen op groendaken het groter waterbufferend vermogen is (Anderson et al., 2010). Daarnaast zouden mossen een verkoelend effect kunnen hebben en zo een oplossing kunnen bieden aan het stedelijke heat island effect (Anderson et al., 2010). Er werden ook enkele bronnen gevonden die de ecologische belangen van mossen aantonen (Jönsson, 2003; Suren & Winterbourn, 1992; Van Landuyt & De Beer, 2017). De informatie die gevonden werd, lijkt echter niet op te wegen tegen de ecologische waarde van groendaken met vaatplanten.
In deze studie was er enkel bij lage expositie een goede mosgroei mogelijk. Algemeen wordt dan ook aangeraden om mossen enkel te gebruiken op standplaatsen die niet de volledige dag belicht zijn. In deze omstandigheden lijkt het aangewezen om met grassen, kruiden, struiken en bomen te blijven werken. Over het initiële doel van dit project, het zuiveren van vervuilde lucht, is momenteel nog te weinig informatie te vinden. Er werd evenwel al bewezen dat planten kunnen zorgen voor de depositie van fijn stof (Nowak et al., 2006; Oosterbaan et al., 2016; Pronk & Van dijk, 2008; Samson & Denys, 2014). Er is echter nog heel wat onderzoek noodzakelijk naar de luchtzuiverende capaciteiten van mos. Hierbij kan eventueel de vergelijking met planten, grassen en bomen gemaakt kan worden.
Het gebruik van mossen op daken hoeft daarentegen geen alternatief te zijn voor andere types groendaken. Het kan ook als aanvulling gezien worden voor daken met een lagere dragende constructie en/of voor daken waar minder budget voorhanden is. Voor een doe-het-zelver lijkt een budget van ongeveer drie euro per m2 nodig om een dak met kiezels te kunnen aanleggen om hierop dan mossen te laten groeien (zie bespreking). Dit in tegenstelling tot voorgefabriceerde units voor extensieve groendaken, die meer dan vijftig euro per m2 kosten (zie bespreking).
De resultaten van de thesis van Anne-Sophie: HET POTENTIEEL VAN MOSSEN OM DE STAD TE VERGROENEN
In deze masterproef werd onderzocht hoe mossen in serre-omstandigheden op substraatmatten kunnen worden geteeld, wat moet leiden tot aanbevelingen om deze mosmatten als extensieve groendakbedekking toe te passen.
Een eerste belangrijk element voor het onderzoek was de identificatie van geschikte mosmengsels die eenvoudig kunnen worden verzameld en bestaan uit soorten die zijn aangepast aan de lichtrijke en
droge omstandigheden op daken. Drie mengsels werden geselecteerd met als hoofdcomponent respectievelijk haakmos, klauwtjesmos en purpersteeltje. Via chlorofylfluorescentie- en pigmentanalyse werd aangetoond dat het lichtsaturatiepunt van deze 3 uitdrogingstolerante mossoorten rond 1400 μmol m-2 s-1 ligt. Mits ze over voldoende vocht beschikken, kunnen deze mossen dus hoge lichtintensiteiten benutten voor fotosynthese zonder hiervan schadelijke effecten te ondervinden.Via teeltproeven werd vervolgens getest hoe de mosmengsels op 3 verschillende substraten (nl. vilt, Enkamat, Hygrolon) groeien en welke mos-substraatcombinaties voor de snelste groei zorgen. Zowel een horizontale als een hellende opstelling van de substraten werd getest en in beide situaties werd een lagperiode van ongeveer 3 weken geobserveerd, waarin de mossen zich aan het substraat hechtten, alvorens ze begonnen te groeien. Na 7 weken waren de substraatpaneeltjes van 20 bij 20cm volledig begroeid door het mos. Na deze teeltproef werd een uitdrogingsproef aangelegd, waarin het effect van droogte op de mosgroei en -gezondheid voor alle mos-substraatcombinaties werd nagegaan.
Om de groei en gezondheid van de mossen, zowel in de teelt- als in de uitdrogingsproef, op te volgen werden de reflectiespectra van de mospaneeltjes gemeten. Deze reflectiespectra bleken echter niet enkel door de eigenschappen van de mossen, maar ook door het substraat te worden beïnvloed. Vooral het reflectiepatroon van Hygrolon was opvallend en maakte de interpretatie van de reflectiespectra van mossen die op dit substraat groeiden, moeilijk. Zolang de mospaneeltjes niet volledig begroeid waren, was het door de reflectiespectra van de substraten onmogelijk om via vegetatie-indices plantgezondheidsparameters op te volgen. Door predictiemodellen op te stellen met partial least squares regressie konden deze parameters wel op een kwantitatieve en eenvoudige manier worden opgevolgd in de groeiperiode. De normalized difference vegetation index en de greenness index konden worden gebruik zodra het substraat volledig door mos was begroeid.
Purpersteeltje bleek, zowel op een horizontaal als op een hellend substraat, het snelst groeiende mos te zijn. Purpersteeltje is echter niet goed bestand tegen overvloedige irrigatie, terwijl haak- en klauwtjesmos hiervan geen effect ondervinden. Voor de keuze van het substraat bleken zowel Hygrolon als Enkamat geschikt. Vilt bood echter noch voor de teelt, noch in situaties met waterstress een voordeel ten opzichte van Enkamat. Aangezien dit substraat een extra kost en extra gewicht met zich meebrengt, lijkt het dan ook ongeschikt als substraat voor mos op extensieve groendaken.
Deze masterproef geeft een aanzet voor verder onderzoek rond de teelt van mos. Bijkomend onderzoek is echter vereist alvorens mosmatten op een economisch haalbare en duurzame manier op grote schaal kunnen worden geproduceerd. Teelttechnieken moeten daarvoor verder worden verfijnd, met de nodige aandacht voor de praktische haalbaarheid. Een belangrijk aspect hierin is om te onderzoeken of de mossen direct op het substraat op het dak kunnen worden geteeld. Zo niet, is het vooraf begroeien van de substraten in serres nodig. In dat laatste geval zal de grote oppervlakte die daarvoor nodig is de teelt duur maken. Onderzoeken of de teelt in serres ook in verticale opstellingen mogelijk is, lijkt daarom interessant. Ook moet meer informatie worden verzameld over de onderhoudsvereisten van een mosgroendak. Zo moet de reactie van de planten op overvloedige regenval en op perioden van aanhoudende droogte worden onderzocht. Nagaan hoe snel de mosmengsels op de verschillende substraten kunnen hergroeien na droogte, lijkt daarvoor bijzonder interessant. Dergelijke informatie kan worden gebruikt om irrigatieschema’s op te stellen, zodat de mossen met zo weinig mogelijk water gedurende de warme zomermaanden gezond en groen kunnen worden gehouden.
De teelt van mos is dus zeker mogelijk. Mits extra onderzoek lijkt er een toekomst te zijn weggelegd voor mosmatten als extensieve groendakbedekking om zo bij te dragen aan het vergroenen van steden.
Ook Professor Marie-Christine Van Labeke van UGent zoekt naar de ideale groeiomstandigheden van mossen op verschillende substraten.
Samenwerking Revive in kader van Vlaanderen Circulaire - Revive Circulaire Stadswijken
De ontwikkeling van de mosmat was in eerste instantie bestemd voor platte daken. We stelden vast dat deze opstelling ook de basis vormde voor een mogelijke verticale toepassing van mosmatten. Op deze 2 pistes hebben we in het kader van dit onderzoek voor Vlaanderen Circulair samen met Revive verder gewerkt op horizontale toepassing (Gentse particuliere mospioniers) en verticale toepassing op de Meubelfabriek in de Brugse Poort, Gent.
De mos-pioniers zijn allemaal particulieren die zich kandidaat hebben gesteld om als eerste de 300 Bomen-mosmatten op hun dak te leggen en te monitoren. Uit dit experiment zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:
De onderkant van Enkamat breekt af onder invloed van zon en regen waardoor een ongewenste situatie ontstaat waarbij kunststof deeltjes zich kunnen verspreiden.
De oriëntatie van het dak heeft een zeer grote invloed op de prestaties van het mos. Zie ook de resultaten van de test bij PCS Destelbergen.
Er vindt mosroof door vogels plaats, maar dat heeft globaal gezien maar een beperkte invloed op de kwaliteit van het uitzicht van de mosmat.
Bij hevige rukwinden zijn een aantal matten losgekomen. Een degelijke belasting van de mat is een noodzaak.
Dit experiment loopt momenteel nog verder om de verdere evolutie van de mossen te bestuderen.
Verticale mosmuur. De Meubelfabriek (op de voormalige bowling De Meibloem en de meubelfabriek 'Pauvers-Vandenberghe' in de Meibloemstraat) is sinds 1 maart 2019 een tijdelijke invulling op en rond de oude fabrieksterreinen. De coördinator van de tijdelijke invulling op de Meubelfabriek gaf in september 2019 de toestemming aan 300 BOMEN om een verticale moswand op te stellen en om hemelwater van het dak op te vangen en te gebruiken voor de beregening van de mosmatten in een verticale opstelling. De ideale omstandigheden om ‘circulair groen’ aan te vullen met ‘circulair water’. De opbouw van de verticale wand startte in december 2019 en werd uitgevoerd door Labeur vzw, sociale tewerkstelling. Het waterplan werd eind maart 2019 uitgevoerd door Valentijn Schepens, waterspecialist. Het doel is om het mos in verticale omstandigheid te laten floreren door het gebruikte water dmv een closed-loop terug te recupereren in watertanks. Niet onbelangrijk, verticale moswanden hebben altijd bevloeiing nodig, horizontale opgestelde mosmatten niet. Met andere woorden voor horizontale toepassing is niet per sé bevloeiing nodig, mogelijks wel een natuurlijke filter teneinde de regenwaterreservoirs niet te bevuilen. De opstelling op de Meubelfabriek kan nog jaren blijven staan en zal nog rijkelijk veel informatie opleveren. Alle voor- en nadelen zullen duidelijk in kaart worden gebracht en gebruikt worden bij plaatsingen van mosmatten.
In samenwerking met Universiteit Antwerpen en StadsLab2050 onderzoekt 300 bomen het effect van mos op de luchtkwaliteit in de stad. Op dit moment loopt er een wetenschappelijke studie met 40 mos-meetpunten in Gent en een tiental in Antwerpen waarbij de luchtzuiverende capaciteiten van mos worden onderzocht. Het onderzoek, onder leiding van professor Roeland Samson, bekend van Airbezen en betrokken bij Curieuzeneuzen en Ademloos, gaat na in welke mate mos verkeersgerelateerd fijn stof kan opvangen. Ook zal een kaart opgesteld worden met de ruimtelijke verspreiding van de verkeersgerelateerde vervuiling in Antwerpen en Gent. Het rapport met de resultaten wordt verwacht. Spannend!